Scheppingsverhaal Friese aanspanning

Nog zie ik ons zitten aan het tafeltje bij manege Dekema, de beide Jannen en ikzelf.

Jan Tjalles de Jong, Jan Bles en ondergetekende, om de mogelijkheden na te gaan of er iets op het gebied van het aangespannen paard in Friesland van de grond te krijgen zou zijn. Eerder hadden we al eens geïnventariseerd wat er zo al aan rijtuigen voorhanden was en dit bleek mee te vallen. Vooral ons bezoek, kort tevoren aan Piet Brouwer in Oldeberkoop, had onze hoop doen toenemen. Daar vonden we een glazen kerkbrik en een barouche. Het probleem echter om hiervoor geschikte paarden te vinden. En dit bleek al meteen het grootste probleem want gerij was er wel. We hadden al twaalf koetsen op papier, maar waar waren de paarden die dit spul moesten trekken, en natuurlijk ook de koetsiers, die het oude vak van mennen nog verstonden.

Wij hadden kort tevoren de mencursus van Piet de Boer gevolgd en waren met een diploma begiftigd. Voor mijzelf sprekend, moet ik toch toegeven, dat ik mij meer ruiter voelde en het directe contact met het paard, gereden van de bok, miste. Anderen, zoals Jan Tjalles, die nog met de paarden in het werk op de boerderij hadden gereden, ondervonden toch wel wat moeilijkheden met Achenbach. Zodra het niet meer zo erg hoefde, vervielen ze al gauw weer in de ‘twee knuisten’ methode. Overigens bewaarden we mooie herinneringen aan die eerst mencursus; de kaasbrik van Jan Tjalles was ons rijtuig en de makke pony Lola ervoor was een garantie dat wij allen het examen met goed gevolg konden afleggen. Zeker weet ik nog, dat Piet Brouwer deel uitmaakte van de cursisten. Op een avond waren wij ingespannen aan het oefenen met het mentoestel, toen hij riep: ‘de Boer, ik mot even nei achteren, kinne jo myn hynder even beethalde’. Piet de Boer nam de leidsels gewillig over en Piet verdween naar achteren, tot grote hilariteit van de overige cursisten. Behalve deze harde kern van de mencursus, konden wij er zeker van zijn dat weinigen in Friesland ooit van Achenbach hadden gehoord, maar er waren voldoende mensen die wel wisten hoe je een paard moest sturen.

Deze lieden moesten nu gevonden worden, en vandaar de oproep in de krant om rijtuigen, geschikte paarden en vertrouwde koetsiers tot combinaties te maken. Nog overtuigder geraakt door geraakt door het concours in Buitenpost, waar de Stichtse Aanspanning was opgetreden, waren wij aan ons tafeltje in manege Dekema van mening, dat ‘dit’ in Friesland beslist ook moest kunnen.

Dus werd voor 22 september 1973 een tocht voor rijtuigen uitgeschreven, beginnende bij manege Dekema te Gorredijk met een koffiepauze bij de manege in Katlijk, lunchpauze met snert bij Appie Tjalma in Oldeberkoop, om vandaar weer terug te rijden naar manege Dekema.

Aankondiging LC 1973

Aankondiging LC 1973

Zo’n besluit te nemen, om een tocht met rijtuigen te organiseren, is aan een tafeltje bij Manege Dekema gauw genomen. Vervolgens staat het meteen al in de krant. Maar dan besef je ineens wat je feitelijk bent begonnen. De vraagtekens stapelen zich op. Goede raad was duur, maar gelukkig wel te krijgen. En dus op een dag naar Annen, waar vierspanwedstrijden plaatsvonden. Ik zocht en vond tante Bets en vroeg haar om raad. Het gevolg, een bezoek aan Breukelen en een uiterst gezellige en nuttige avond. Tante Bets gaf haar volle medewerking en wilde graag zelf ook meerijden. Verder raadde zij mij aan om de heer Ipenburg, een autoriteit op het gebied van het aangespannen rijden, in te schakelen. Vervolgens het uitzetten van de route, waar we overigens veel plezier aan beleefden, met als hoogtepunten natuurlijk de voorbereidingen bij de immer gastvrije Appie Tjalma. Dan natuurlijk de oefenritten, want wie wist of het allemaal, qua afstand wel kon. Op een avond kwamen we  met onverlicht rijtuig, laat thuis van een voorbereidend bezoek bij Tjalma. Boze tongen beweren, dat men ons van verre reeds hoorde aankomen. Hoewel ik dit waag te betwijfelen, moet ik toch toegeven, dat ons verantwoordelijkheidsbesef in de dagen voor de blaaspijp wel eens ver te zoeken was. Gelukkig verleenden de gemeenten en de politie alle medewerking. Heerenveen waar het grootste gedeelte van de rit doorheen liep, zou zorgen voor politieassistentie op de gevaarlijke oversteken. Ooststellingwerf spande de kroon, met het verzorgen van ‘palen en juffers’ voor het aanbinden van de paarden bij op het parkeerterrein bij Tjalma. Bovendien werd hier gezorgd voor water en best hooi. Ik herinner me, dat op de dag zelf een boer tegen me zei dat dit ‘poerbeste hea’ zo lekker ‘rukte’, dat je er zelf haast in zou bijten. En dit alles, vanwege een gemeente waar we de geringste afstand in aflegden. Om precies te zijn van de Tjongerbrug naar Oldeberkoop, en vice versa. Opsterland, waar we slechts van manege Dekema, via Jonkersland naar Bontebok reden en op de terugweg een klein stukje Alde singel, stuurde ons een rekening van de kosten van de vergunning ten bedrage van 5 gulden. Bij gebrek aan een verenigingskas, de Friese aanspanning moest immers nog opgericht worden, hebben we de rekening maar met een beleefd briefje teruggestuurd. Al met al een spannende tijd, want wie wist nu eigenlijks precies wat wij aanhaalden. Gelukkig liepen de voorbereidingen voor wat betreft rijtuigen, paarden en koetsiers en het samenstelling hieruit van geschikte combinaties, boven alle verwachtingen. Ook melden zich uit de vreemdste hoeken, enthousiasten om deel te mogen nemen. Het was verbazend dat zoveel mensen nog over oud gerei bleken te beschikken. Het leek wel of men reikhalzend had uitgezien naar dit initiatief en blij was dat het nu eindelijk stond te gebeuren.

22 september 1973 brak aan, met een onstuimige wind en de nacht tevoren veel regen. We hadden 38 aanmeldingen, maar de avond voorafgaande aan het evenement kwamen er nogal wat afzeggingen. Toch verschenen 35 rijtuigen en 4 ruiters aan de start. Het weer klaarde zienderogen op en de voorspellers werden andermaal in hun hemd gezet, want het werd een mooie dag, echt hynstewaar. Niet te warm en toch een zonnetje.

De eerste les was spoedig geleerd. Als paarden zijn aangespannen, willen ze dat er iets gaat gebeuren. Ons idee om eerst de stoet te formeren en daarna met een commando “voorwaarts mars” de zaak zich in beweging te laten zetten, was niet in overeenstemming met Jan Tjalles’ paard Cartouche. Hij gedroeg zich, zoals een normaal paard betaamt en toen de weg versperd was door andere aanspanningen, koos hij voor de zijdelinkse vlucht en sprong pardoes in de sloot. Zonder verdere kleerscheuren kon het spul weer op de weg worden gezet en zonder verder dralen werd mijn vreemdste commando “voorwaarts mars” gegeven. Nimmer tevoren had ik zo’n commando gegeven, zonder ten volle te beseffen wat de gevolgen zouden zijn.

Voorop Piet Wienia en de vrouw, in fries kostuum op de sjees, dit om het geheel toch een typisch Fries trekje te geven. Verder iedereen blij en opgewekt volgend. Ik zou anderen tekort doen als ik namen vermeldde, maar Piet de Boer met het “krease” vierspan moet toch genoemd, alsook de kromme disselwagen met de boertjes, die de “reade busdoek” om de nek, volgens oude methode met een lucifersdoosje hadden vastgemaakt.

Zo was er onberispelijk tuig, maar ook werd deze dag het grote belang van “strietouw” bewezen. Kortom, de heer Ipenburg had handenvol werk om iedereen duidelijk te maken hoe het eigenlijk “wel” hoorde. Als het eenmaal rolt, lijkt alles mee te vallen, doch een onverwachte catastrofe leek zich te ontwikkelen.

Het kruispunt in Bontebok, over de Schoterlandse Compagnonsvaart, hadden we bij de Heerenveense politie niet als gevaarlijke kruising opgegeven. Ik, gezeten op mijn trouwe merrie Berber, bevond mij ongeveer halverwege de stoet, toen ik uit de richting Jubbega een ambulance met gillende sirene hoorde aankomen. De kop van de stoet moest al bij het kruispunt zijn. Het hart bonsde mij in de keel. Welk een roemloos einde van een blij begonnen tocht, al na enkele kilometers. In galop naar het kruispunt, waar de ambulance al was gepasseerd en niets op een catastrofe wees. Later bleek dat maar weinigen iets van het gebeuren hadden gemerkt en de man, die voorrang had moeten verlenen aan de ambulance had gewoon zijn paard ingehouden. Vriendelijk doch vermanend sprak hij mij toe met de woorden “er zit ook een rem op”.

Toen dit goed bleek te zijn afgelopen, kon ik de zaak ook wat laconieker bekijken en stegen mijn verwachtingen, dat wij mogelijkerwijs de dag nog tot een goed einde zouden kunnen brengen.

Of het aan mijn stemming lag of dat werkelijk dit hele gebeuren voor iedereen zo bijzonder was, een feit is dat bij de koffiestop in Katlijk alleen maar vrolijke gezichten te zien waren. En natuurlijk sterke verhalen zoals dat bij “hynstefolk” past. De spanning was eraf en het zou waarachtig wel gaan.

Na de koffie bij de manege in Katlijk, zette de stoet zich weer in beweging. Door de fraaie Aaltjelaan en Bisschopslaan naar de eerste gevaarlijke kruising; de Schoterlandseweg. De politie bleek de zaak goed in de hand te hebben en loodste ons veilig de Butenwei op. Hier kwam de eerste warmloper, maar de beste stuurlui stonden hier niet aan wal. Met vereende krachten werd de zaak verholpen en kon de tocht worden voortgezet, onder alsmaar talrijker publieke belangstelling. Over de Kiekenberg bereikten we de Tjongervallei, waar bij de brug over de Tjonger de heer van Ipenburg zich had opgesteld om te zien hoe de aanspanningen de helling naar beneden zouden nemen.

Jan Tjalles kreeg hier de opmerking, dat zijn paard geen broek aan had. Op de vraag of dit dan moest, werd duidelijk dat de heer Ipenburg met een broek iets anders bedoelde dan van de gemiddelde verstaander mag worden verwacht. Jan waar is je broek? Is lang een gevleugelde zin gebleven. De ontvangst in Oldeberkoop was overweldigend. Een en al mensen, waarschijnlijk omdat was aangekondigd dat de rijtuigen rond de kerk zouden worden geparkeerd, en daar dus rustig bekeken konden worden. De paarden waren goed verzorgd met water en hooi, terwijl de deelnemers de pijl “paardenvolk” door de trochreed konden volgen, op weg naar de snert. Zelden heeft de beerenburg mij zo goed gesmaakt als op die dag en daarna de snert niet minder. Jonker van Eysinga was enthousiast over het etablissement Appie Tjalma en wij verzekerden hem, dat je er ook heerlijk kon eten. Of deze tocht er aanleiding toe geweest is kan ik niet bewijzen, maar bij haar volgend werkbezoek was prinses Beatrix er te gast; waarna Appie de vrijheid nam zich verder als Hofleverancier te betitelen. Maar die dag, toen het nog voor eenvoudig paardenvolk was, werd het duidelijk dat deze tocht een voltreffer aan het worden was. Iedereen uiterst tevreden, op een na die niet van snert hield, maar dat was door Appie in een handomdraai opgelost. Als je je vandaag de dag, al die glunderende gezichten nog probeert te herinneren, is het nog een genoegen om eraan terug te denken. Alle namen zou ik niet meer weten, maar ik weet zeker dat ze genoten.

Het afscheid van Oldeberkoop was hartverwarmend met een enthousiast publiek, dat ons uitgeleide deed. Voor de heer Ipenburg was er weinig werk deze keer omdat de Tjongerbrug aan de andere zijde geleidelijker afloopt. Dus zonder broek kwam men er ook wel.  Voor velen was de Tjongervallei een openbaring. Een zo wijds, door niets verstoort landschap komt men in Nederland niet vaak meer tegen. Medestanders Jan Tjalles met vrolijk volgeladen kaasbrik en Jan Bles “kreas” met de vrouw in de tonneau, zijn beelden, die mij zijn bijgebleven. Toen we langs de Alde Singel, de landerijen van Manege Dekema bereikten, hebben wij ruiters ons opgesteld en de stoet aan ons voorbij laten trekken. Bij elke aanspanning lichten wij de cap, of om het duidelijker te zeggen, wij namen letterlijk “ons petje af” voor de door allen geleverde prestatie. En dat alles zonder ongelukken; het was een dag om met volle tevredenheid op terug te zien.

Was het voor ons al een succes geweest, die eerste rijtuigrit, de pers was ook eensgezind enthousiast en drong erop aan dat nu Friesland toch ook een aangespannen vereniging zou krijgen. Dit was natuurlijk ook onze bedoeling geweest, maar je wilt eerst wel eens zien wat er op afkomt en hoe het reilt en zeilt. Daarover hoefden we nu niet meer benauwd te zijn, hoewel uit sommige hoeken nog weleens smalende opmerkingen over het “karrekespul” kwamen.

LC 24 sept. 1973

Recensie LC 24 september 1973

Die beweringen zijn door de feiten reeds lang achterhaald, want een florerende club, zonder de gebruikelijke ruzies, is het resultaat geworden. Wij, de beide Jannen en ik, zaten nu met de gevolgen van wat we begonnen waren en het was duidelijk dat dit een vervolg moest hebben. Ter plaatse werd de oprichtingsvergadering vastgesteld voor 2 november 1973. Iedereen die de tocht had meegereden reageerde met instemming. De opkomst op de 2 november was er ook naar, er was bijna geen plaats meer in Manege Dekema. Een voorlopig bestuur werd benoemd met Jan Tjalles de Jong als voorzitter, wiens nagedachtenis na zijn ontijdig heengaan, wij in hoge ere mogen houden. Ook trad al dadelijk op mevrouw van der Velde (voor mij Moeke), want zij verdient na al die jaren de eretitel van “moeder van de Friese Aanspanning”. Ikzelf had de twijfelachtige eer de penningen, die er toen nog niet waren te mogen beheren. Verder werden als bestuursleden TJ. De Jong en H.T. Hofstra benoemd. Vooral de eerste heeft later bij het overnemen van de voorzittershamer, veel voor de vereniging tot stand gebracht.

Er was dus een ploeg, die aan het werk kon en die kon rekenen op de steun van alle leden. Een unieke vereniging “De Friese Aanspanning” was geboren, en dat zij door de jaren heen haar onmisbaarheid in Friesland heeft bewezen, behoeft geen betoog. Friese Aanspanning, maar niet uitsluitend Friese paarden. Net als met die historische rit op 22 september 1973, zou alles wat paard of pony heet altijd welkom zijn, van shetlander tot arabier, van welsh tot fries.

Nu kunnen wij terugzien op een geslaagd evenement van toen, en inmiddels een indrukwekkend stukje paardengeschiedenis. Zonder het enthousiasme van de deelnemers aan de eerste tocht was het zeker niet gelukt. En toen de vereniging er was is het alsmaar gegroeid en uitgebreid, en zoals ik al opmerkte nooit een verkeerd woord.

Conclusie: paardevolk, goed volk. Wens: dat het nog vele jaren zo mag blijven.

Alta